Er zijn diverse kenmerken van de kerk die herinneren aan de voormalige synagoge. Zoals alle synagogen is ook dit gebouw naar het oosten (Jeruzalem) gericht. Boven de hoofdingang van de kerk is de hebreeuwse tekst van Jes. 56:7 aangebracht die vertaald luidt: “Want mijn huis zal een bedehuis heten voor alle volken.” Links en rechts van de ingang zijn in de gevel twee gedenkstenen ingemetseld.
Aan de binnenkant van de kerk is nog altijd de nis zichtbaar waarin de Torarollen werden opgeborgen (bij de huidige preekstoel). Volgens joods gebruik bevindt deze zich altijd tegen of in de muur, die de richting van de tempel in Jeruzalem aangeeft. Aan de westzijde van de kerk bevindt zich een een galerij, die speciaal bedoeld was voor de vrouwen van de gemeente. In het midden van de synagoge stond een verhoogd platform, de zogenaamde bima, van waaraf de synagogedienst werd geleid en waarop de Tora werd gelezen.
Hoewel de gemeente al sterk in omvang was gedaald, heeft de synagoge tot de eerste oorlogsjaren dienst gedaan. Gedurende de bezetting werd het merendeel van de joodse inwoners van Culemborg gedeporteerd en in de kampen om het leven gebracht. Een tiental joden dook onder en overleefde de bezetting. De synagoge werd door de Duitsers als stal gebruikt; wat er met het interieur is gebeurd is niet bekend. Na de oorlog waren er slechts 14 overlevenden, zodat de gemeente moest worden opgeheven.
Na een korte tijd dienst te hebben gedaan als meubelfabriek werd het gebouw op 15 december 1949 verkocht en vervolgens op 1 juni 1950 als gereformeerde kerk in gebruik genomen. De eerste predikant die preekte in de synagoge was ds. J. Kok, die met de tekst uit Jesaja 56 “Want mijn huis zal een bedehuis heten voor alle volken” intrede deed. De synagoge is in 1982 geheel gerestaureerd.